Inleiding
Hierbij presenteren wij de digitale begroting van de gemeente Edam-Volendam.
De presentatie en opbouw van de begroting zoals u die sinds 2019 in de digitale uitvoering gewend bent.
Hieronder volgt een toelichting over de opzet van de begroting alsmede de uitgangspunten waarmee rekening is gehouden in de totstandkoming van deze begroting.
Opbouw begroting
Sinds de begroting 2017 staan per programma de speerpunten specifiek genoemd. Na vaststelling of invoering van het speerpunt, zijn de werkzaamheden en taken voor de organisatie onderdeel geworden van de going concern activiteiten.
Hieronder een korte toelichting op de onderdelen Programma's en Financiën.
Programma's
In het onderdeel programma's wordt elk afzonderlijk programma nader toegelicht volgens de volgende uniforme opbouw:
- Algemeen
- Speerpunten
- Financiën
- Beleidsindicatoren
- Beleidsstukken
- Verbonden partijen
Speerpunten
In de begroting 2017 is voor het eerst gebruik gemaakt van een programmaplan in de begroting. Dit programmaplan is gebaseerd op het coalitie-akkoord en bevat specifiek benoemde beleidsdoelen die zijn vertaald in afzonderlijke speerpunten. Deze speerpunten worden jaarlijks geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd.
Financiën (als onderdeel van Programma's)
In het onderdeel Financiën wordt geen onderscheid gemaakt tussen 'going concern' en 'programmaplan'. Bij het onderdeel 'wat mag het kosten' worden de integrale baten en lasten van het betreffende programma gepresenteerd. Dus inclusief de mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen, meerjarig investeringsplan en de voorstellen voor nieuw beleid.
De voorstellen voor nieuw beleid van het betreffende programma worden vervolgens afzonderlijk gepresenteerd en toegelicht. Daarbij is aangegeven of het a, b of c posten zijn. Doordat de voorstellen direct op het juiste programma zijn verwerkt is er begin 2021 dus geen afzonderlijke begrotingswijziging meer nodig voor uw raad. Vaststelling van de begroting betekent vaststelling van het budget per programma, met dien verstande dat c-posten uiteraard pas kunnen worden uitgegeven nadat een afzonderlijk voorstel hiertoe door uw raad is geaccordeerd.
Beleidsindicatoren
Sinds 2017 is het verplicht om in de begroting en het jaarverslag een aantal uniforme indicatoren (plus eventueel eigen indicatoren) op te nemen. Deze indicatoren kunnen worden gebruikt als een soort benchmark in de vergelijking met andere gemeenten of als maatlat voor raadsleden voor een beter begrip van de beleidsresultaten en het eventueel bijsturen van de beleidsontwikkeling.
Beleidsstukken
Omdat de meerjarenbegroting een digitale vorm heeft gekregen is het mogelijk om hyperlinks toe te voegen. Onder dit onderdeel wordt per programma een verwijzing opgenomen naar de relevante notities die het beleidskader van het programma vormen.
Verbonden partijen
Per programma wordt, conform het BBV, inzicht gegeven in de relevante verbonden partijen. Daarnaast is er uiteraard de paragraaf verbonden partijen waarin dieper ingezoomd kan worden op het beleid rondom verbonden partijen.
Financiën
Het financiële deel van de begroting komt aan de orde in het hoofdstuk Financiën. In dit hoofdstuk wordt de opbouw van de begroting toegelicht. Aangegeven wordt hoe het huidige financiële meerjarenbeeld is opgebouwd vanuit de vastgestelde meerjarenbegroting 2021, reeds genomen raadsbesluiten en de doorwerking van de dit voorjaar vastgestelde zomernota. Vervolgens zijn in het kader van de totstandkoming van de meerjarenbegroting 2021 – 2024 diverse voorstellen en mutaties in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld in mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen, meerjarig investeringsplan en nieuwe beleidsvoorstellen.
De mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen en meerjarig investeringsplan worden op hoofdlijnen toegelicht. De voorstellen voor nieuw beleid en nieuwe investeringen worden afzonderlijk gepresenteerd in een overzicht. Opgemerkt wordt dat deze voorstellen ook per programma gepresenteerd en toegelicht worden.
Gehanteerde uitgangspunten
Voor de begroting 2021 en de meerjarenramingen 2022-2024 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bestaand beleid
Bij het samenstellen van de begroting 2021 is geïnventariseerd in hoeverre meerjarig beschikbare beleidsbudgetten moesten worden bijgesteld. Deze mutaties betreffen over het algemeen de 'beïnvloedbare budgetten'. Uitgangspunt daarbij was 'neutraal tenzij'.
Autonome ontwikkelingen
Onder deze categorie vallen de mutaties die een autonoom (veelal niet beïnvloedbaar) karakter hebben. Denk hierbij aan rijksontwikkelingen, areaalontwikkelingen, dividenden, kapitaallasten of indexaties. Uitgangspunt is dat deze budgetten zo reëel mogelijk geraamd worden.
Meerjarig is in de begroting rekening gehouden met een jaarlijkse indexatie van 1,5%
Nieuw beleid en investeringen
Naast bovenstaande mutaties zijn ook nieuwe beleidsinitiatieven en investeringen in beeld gebracht. Deze worden afzonderlijk weergegeven, daar waar nodig toegelicht en onderverdeeld naar de categorieën a, b of c.
a= het budget wordt direct na vaststellen van de begroting beschikbaar gesteld;
b= het budget wordt direct na vaststellen van de begroting beschikbaar gesteld, maar mag pas na een concreet besluit van het college over de besteding, worden besteed;
c= het budget wordt pas na een specifiek/apart raadsvoorstel en –besluit beschikbaar gesteld voor besteding.
De financiële consequenties van bovenstaande categorieën zijn integraal opgenomen in de begroting en opgenomen in de relevante programma's. Er is begin 2021 dus geen aparte begrotingswijziging meer nodig om e.e.a. toe te voegen aan de diverse programma's.
Saldo onvoorzien
Bij het opstellen van de begroting 2021 en meerjarenraming 2022 tot en met 2024 wordt een saldo onvoorzien van € 90.000 gehanteerd. Dit is gebaseerd op 0,1% van het begrotingstotaal van het voorgaande begrotingsjaar, in dit geval 2020, afgerond op tienduizendtallen.
Belastingen, rechten, heffingen en tarieven
Belastingen en rechten
Voor de onroerende-zaakbelastingen, hondenbelasting, precariobelasting, havengelden, marktgelden, grafrechten wordt voor 2021 en verder voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%.
Toeristenbelastingen
De tarieven watertoeristenbelasting en toeristenbelasting voor overnachtingen in andere accommodaties dan een kampeerterrein stijgen in 2021 met 13,5%. Inclusief inflatie stijgen deze tarieven met 15%.
De tarieven toeristenbelasting voor overnachtingen op een kampeerterrein stijgen met een inflatiecorrectie van 1,5%.
Bij het opstellen van de begroting 2020 is voor het verkrijgen van extra inkomsten een structurele verhoging van de toeristenbelasting opgenomen. Geraamd is een extra opbrengst van € 100.000 in 2020, € 200.000 in 2021 en vanaf 2022 jaarlijks € 300.000. Om dit te realiseren zijn de tarieven voor de watertoeristenbelasting en voor overnachtingen in andere accommodaties dan een kampeerterrein in 2020 verhoogd naar € 2,02. Om deze extra opbrengst ook in 2021 te realiseren moet het tarief, bij gelijkblijvend aantal overnachtingen, in 2021 stijgen naar € 2,33. Dit is een stijging van 15%.
Reinigingsheffingen
Voor de reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing en reinigingsrechten) wordt, voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%. Gestreefd wordt naar 100% kostendekking.
Rioolheffingen
Voor de rioolheffingen (eigenaren en gebruikers) wordt conform het door de raad in februari 2018 vastgestelde GRP een stijging van 2,5% exclusief inflatie toegepast. Inclusief inflatie stijgen de rioolheffingen met 4,0%.
Leges
Voor alle leges wordt voor 2021 en verder een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%. Uiteraard voor zover de kostendekkendheid en/of maximaal toelaatbaarheid van het tarief dit toelaat. Het betreft hier bijvoorbeeld de leges omgevingsvergunningen, reisdocumenten, rijbewijzen, parkeerontheffingen en burgerlijke stand.
CAI
Voor de CAI wordt voor 2021 en verder een inflatiecorrectie toegepast van 1,5%.
Tarieven verhuur/gebruik sport lokaliteiten
De aanpassing van de tarieven voor verhuur/gebruik van sport lokaliteiten vindt alleen plaats middels B&W-besluit.
Renteomslag percentage
Uitgangspunt is dat de (verwachte) werkelijke rentelasten opgenomen worden in de begroting. Evenals in 2020 wordt er uitgegaan van een rente omslagpercentage van 0,5%.
Investeringen
Investeringen kunnen onderverdeeld worden in;
- Investeringen voortvloeiende uit beheers- en onderhoudsplannen (nieuwe-, uitbreidings- en vervangingsinvesteringen)
- Investeringen vastgesteld in eerdere begrotingen en aparte raadsbesluiten
- Investeringen voortvloeiend uit nieuw beleid 2021-2024 categorie a, b of c
De investeringen vallend onder 1 en 2 zijn integraal opgenomen in de programma's. Nieuwe investeringen zijn afzonderlijk benoemd per programma en hebben daar een a, b of c categorie gekregen. Investeringen in categorie c worden afzonderlijk aan de raad voorgelegd en pas vrijgegeven als de raad hier via een apart raadsvoorstel over heeft besloten. De financiële gevolgen van deze investeringen zijn al wel integraal in deze begroting geraamd.
Salariskosten
Voor indexatie van de salarislasten wordt uitgegaan van onderstaande percentages. Uitgangspunten bij de bepaling van deze percentages is de loonkostenontwikkeling van de afgelopen jaren, het inflatiecijfer, stijging pensioenpremies en inkomenspolitiek gericht op koopkrachtbehoud.
Indexatie 2021
3% personele uitgaven ambtelijk personeel en personele uitgaven politiek ambtsdragers
2,5% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers
Indexatie 2022 en verder
2,75% personele uitgaven ambtelijk personeel en personele uitgaven politiek ambtsdragers
2,5% (onkostenvergoeding) politiek ambtsdragers
Huurcontracten
De ramingen van huren worden verhoogd conform gemaakte afspraken in de contracten.
Sociale uitkeringen
Voor sociale uitkeringen is het rijksbeleid gevolgd, aangevuld met financiële gevolgen uit eigen gemeentelijke verordeningen.
Bijzondere bijstand en WMO
De ramingen voor bijzondere bijstand en WMO zijn zoveel mogelijk realistisch begroot.
Subsidies
Voor indexatie van de subsidies wordt uitgegaan van het vastgesteld subsidiebeleid. hierbij gelden een paar aandachtspunten:
- Uitgangspunt voor de uitvoering van het gemeentelijke subsidiebeleid is in eerste instantie de budgettaire neutraliteit.
- Met de vaststelling van de begroting is duidelijk hoeveel geld er maximaal per beleidsveld beschikbaar is. Binnen het beschikbare totaalbudget per beleidsveld zijn de maximale budgetten voor subsidiëring vastgelegd welke conform de bepalingen in de Algemene subsidieverordening en de daaruit voortvloeiende subsidieregelingen de basis voor de subsidieplafonds per beleidsveld bepalen.
Uitkering Gemeentefonds
De raming wordt gebaseerd op de Mei-circulaire van het Rijk.
Aantal inwoners
Bij het opstellen van de ramingen is bij alle relevante inkomsten- en uitgavenramingen, uitgegaan van het onderstaande aantal inwoners.
| Aantal inwoners |
---|---|
1-1-2020 | 36.197 |
1-1-2021 | 36.438 |
1-1-2022 | 36.533 |
1-1-2023 | 36.709 |
1-1-2024 | 36.872 |
Aantal woningen (verblijfsobjecten met woonfunctie)
Het aantal woningen waarmee in de begroting en meerjarenraming wordt gerekend is gebaseerd op het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie. De gegevens worden gebaseerd op de aantallen uit de BAG-administratie. Deze gegevens worden vervolgens verhoogd/verlaagd op basis van de woningbouwplanning voor toekomstige jaren. Deze aantallen worden, daar waar dit van toepassing is, gebruikt voor de berekening van de belastingopbrengsten, legesopbrengsten en de berekening van diverse uitgaven- en inkomstenramingen.
Bij het opstellen van de ramingen en de aanlevering van informatie voor de begroting 2021 en meerjarenraming 2022 tot en met 2024 is uitgegaan van de onderstaande aantallen.
Aantal woningen | |
1-1-2020 | 15.120 |
1-1-2021 | 15.359 |
1-1-2022 | 15.584 |
1-1-2023 | 15.734 |
1-1-2024 | 15.834 |
Informatieplicht
Conform de vastgestelde financiële verordening (artikel 7) zijn de volgende zaken opgenomen in de uitgangspunten van de begroting:
Het college besluit niet over:
- de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000 per onderdeel met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar voor alle onderdelen bij elkaar, tenzij de raad al een exploitatie- of investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld voor de hier genoemde onderdelen.
- het verstrekken van leningen groter dan € 250.000 per te verstrekken lening met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, tenzij de raad al een investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld.
- het verstrekken van waarborgen of garanties met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, met uitzondering van waarborgen of garanties in het kader van de sociale woningbouw, vallende onder de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Daarvoor geldt een maximum bedrag van € 15.000.000 per aanvraag.
- het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, tenzij de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.